Bas van der Bent commentaar

21 maart 2022

Het gebod van de hoop

Filed under: Geen categorie — basalk @ 14:24

Bijdrage aan de viering van de Basis groep Alkmaar, 19 maart 2022

“Het gebod van de hoop” is de titel van de theoloog Coen Constandse en hij kwam tot die stelling na het bestuderen van het werk van de Duitse Theoloog Friedrich-Wilhem Marquardt. Zijn werd werd toegankelijk gemaakt in een reader samengesteld door Coen Wessel onder de titel De gebroken hemel.

Marquardt is in Nederland onbekend gebleven, ondanks zijn nauwe verwantschap met Miskotte en Breukelman die hij ook ruim citeert. Wellicht komt dat door de na-oorlogse theologie. Eerst kregen we de God-is-dood-theologie, ontleend aan Nietsche en daarna de theologie van de Hoop van Molltman en de theologie van de heilsgeschiedenis van Pannenberg. Die theologiën probeerden een betekenis te vinden voor de Holocaust, wat was de relatie tussen God en Auswitz was de vraag. Maar voor Marquard was het antwoord van Elie Wiesel dat God werd vermoord in Auswitz niet genoeg. God zou dan zijn opgestaan in onze welvaartsmaatschappij waar men met name in Duitsland nogal trots op was. Voor Marquard heeft Auswitz niets met God te maken maar alles met de mens. Moderne mensen willen zo graag alles met de rede verklaren en benaderen. Die rede kan tot iets goeds leiden maar evengoed tot iets verschrikkelijks fouts, zoals Auswitz. Marquardt wijs er op dat de rede ook kan zeggen dat wat ik doe goed is. Ik streef er naar geen fouten te maken en anderen niet te hinderen. Iedereen zou dus moeten zijn als ik, En zij die niet zijn als ik moet opgesloten worden in een hervormingskamp en als ze op grond van hun afkomst of overtuiging niet kunnen zijn als ik dan moeten ze maar dood. Zij die wel zo zijn als ik maar dat door omstandigheden niet kunnen moeten natuurlijk geholpen worden. Een democratie is dan maar discutabel want dan stemmen er allerlei figuren die niet zijn als ik of nog niet zo zijn als ik. Als alles en iedereen is zoals ik zijn alle problemen opgelost.

De kritiek van Marquard is ook vandaag op allerlei situaties van toepassing te verklaren. Neem de oorlog in Oekraïne, oorlog is fout, erg fout en vrede is goed, erg goed. Levert ons wel het probleem op dat we bewondering hebben voor de soldaten en vechtende burgers in Oekraïne. Ook de weigering ons eigen leven in de waagschaal te stellen om deze oorlog te doen verdwijnen levert vragen op.

Marquard heeft zich na de Tweede Wereldoorlog verdiept in de Joodse Theologie, hij ging ook in de leer bij de Rabijnen. Daar ontdekte hij dat in de Hebreeuwse Bijbel het niet ging om de winnaars maar om de slachtoffers. Hij stelde dat er een theologie opgesteld zou moeten die vertrekt bij de slachtoffers. Wat hebben slachtoffers ons te zeggen, waarvan getuigen zij en waartoe roepen zij op. Het is een theologie die verwant is aan de bevrijdingstheologie uit Latijns Amerika. Lees de Bijbel eens met de ogen van de slachtoffers van onze huidige samenleving. Als je dat doet zegt Marquardt dan blijft er niet veel over. Geen Almachtige God die alles ten goede zal keren en geen bevrijding door de rede. Wat belangrijk wordt is de liefde en zorg voor elkaar in de gemeenschap waar je bij hoort en wat zeer belangrijk is is de hoop op tijden waarin je geen slachtoffer meer bent. Die hoop vraagt verbeelding en veel van die verbeelding vindt je terug in de verhalen van de Bijbel. Daar loopt het uit op een samenleving waar tegenstellingen samen bestaan, een lam en een leeuw samen weiden en een kind speelt in het hol van de slang.

Maar Jezus dan en zijn kruisdood. Het Evangelie van Marcus beschrijft ons het meest uitgebreid wat er was met die kruisdood. Dat begint met de Pesachmaaltijd, niet met 12 mannen maar met een heel leger van mannen en vrouwen, tot 120 man toe. Dat gezelschap is goed bewapend en trekt zich terug op de Olijfberg, de olijftak is het symbool van overwinning. Eén van hen ziet in dat dat het begin kan zijn van de bevrijdingsoorlog die volgens oude verhalen is beloofd. Hij haalt een onduidelijke groep van Tempelwachten en soldaten bij elkaar die die Jezus wel even zouden arresteren. Ze zijn bewapend met stokken en staat tegenover een legertje bewapend met zwaarden. Maar Jezus wijst die oorlog af, zoals hij volgens de Evangeliën elke aanspraak op roem en macht steeds heeft afgewezen. Dat hij de messias was mocht niemand weten. De eigen belangen die dan bij de machthebbers gaan spelen leiden tot zijn dood.

De leerlingen leren daaruit dat het dus niet gaat om je zelf. Dat het idee dat iedereen als jij moet zijn verwerpelijks. Het gaat er om samen te leren van die slachtofferverhalen en te luisteren naar wat die slachtoffers nodig hebben. Liefde en de hoop op een wereld waar de liefde heerst.

Ik denk dat die houding ons kan helpen onze houding tegenover de oorlog te bepalen. Ons wordt vaak voorgehouden dat het niet in ons belang is iets over het kwaad te zeggen. Omdat we olie uit Saoedie Arabië krijgen mogen we niets zeggen en zeker niks doen aan de oorlog in Jemen. Omdat we gas kregen uit Rusland mocht Poetin Georgië, Moldavië en eerder al OekraIne binnenvallen. Omdat hij ook niet bij ons moet binnenvallen wordt hem nu een halt toegeroepen. Niet met vechten maar met dat wat ons eerst tot zwijgen bracht, het belang van de economie.

We blijven achter met de hoop op vrede. De slachtoffers schreeuwen er om. En om de zorg voor elkaar, in de schuilkelders, bij het helpen op de vlucht en bij de opvang van de ontredderden die ons Europa weten te bereiken. Hoe we verder moeten weet ik ook niet. Marquardt weigert recepten te geven, zeker aan mensen die op zoek zijn naar redelijke maatregelen tegen het kwaad. Laat de slachtoffers spreken, luister naar het Woord van God is zijn boodschap, en misschien dat we daarmee kunnen beginnen, hoop te houden op de overwinning van de liefde, het gebod van de hoop.

Advertentie

16 september 2019

Herfst

Filed under: Geen categorie — basalk @ 08:48

Het is weer voorbij, de mooie warme, zelfs hete zomer van 2019. We zijn terecht gekomen in de Herfst. Een jaargetijde dat door veel mensen heel verschillend wordt beleefd. Er is storm en regen. De bladeren vallen van de bomen en alles wordt weer kaal. Aan de andere kant is het nog steeds mooi op een zonnige herfstdag een boswandeling te maken. De bladeren hebben de mooiste kleuren gekregen en overal zijn kastanjes, eikel en beukennootjes te vinden. Die vruchten en noten hebben in ons Oude Testament hun plaats gekregen in het loofhuttenfeest. Een feest waarbij men korte tijd woont in geïmproviseerde onderkomens van takken en bladeren. Dan wordt ook de oogst van vruchten gevierd. De Bijbel noemt dit feest een pelgrimsfeest. Een feest waarbij je naar een heiligdom, de Tempel uiteindelijk, moest gaan om een maaltijd te houden met je familie, de levieten, je knechten en dienstmeiden, je slaven en slavinnen en de vreemdelingen die bij je wonen. Het is het enige feest dat geen plaats heeft gevonden in de Christelijke traditie. Wij hebben daarvoor in de herfst wel nog de dankdag voor gewas en arbeid. Voor ons is de herfst de tijd voor startzondagen. Er is weer een winterseizoen waarin we met elkaar kerk kunnen zijn. Gespreksgroepen, diaconale activiteiten, cantorijen en koren, catechisaties, jeugdwerk en bezoekwerk voor ouderen worden opnieuw opgestart. Soms is een kerkgebouw een hele week door in gebruik voor de meest uiteenlopende activiteiten. Daar is niks mis mee. Wie ervan vervreemd is geraakt mag zich in deze tijd best afvragen welke bijdrage men kan leveren aan de kerkelijke gemeenschap. Maar er zijn steeds meer mensen die er geen idee van hebben wat er eigenlijk in die kerk in de buurt gebeurt. En voor de mensen is het idee van de kerkproeverij ontstaan. Eind september worden dan kerkdiensten gehouden speciaal afgestemd op mensen die de kerk niet meer kennen. Gemeenteleden worden opgeroepen om dat buren, kennissen of soms zelfs familieleden mee te nemen naar de kerk zodat ze tenminste weten wat daar op zondagmorgen aan de hand is. Maar het hoeft natuurlijk niet beperkt te blijven tot die speciale kerkdiensten. De meeste trouwe kerkgangers kunnen best uitleggen wat de betekenis is van de handelingen, liederen, lezingen en gebeden die de zondagse kerkdienst kenmerken. Elke kerkdienst zou je dus iemand mee kunnen nemen om die te laten proeven van de kerkelijke gemeenschap die zo dichtbij is en waar men zo ver van af staat. Je moet niet verwachten er trouwe nieuwe kerkgangers mee te kweken. In tegendeel, maar het maakt het gesprek wel veel gemakkelijker als er weer eens een kerk ergens over in het nieuws is geraakt. Ook in veel media is de vervreemding van het kerkelijk leven vaak zeer te merken. Mensen die met elkaar in gesprek zijn, of voor wie dat gesprek niet vreemd is, kunnen elkaar dan helpen het nieuws ook te verstaan. En na de herfst gaan we naar de advent en bezinnen we ons weer op de komst van de Bevrijder. Een komst waar nog steeds veel mensen naar uit zien. Ze gaan dan welk naar de kerk, maar de kerkproeverij kan helpen om ze te laten verstaan wat ze in dat grote feest meemaken.

 

Bas van der Bent

16 februari 2018

Tussen Carnaval en Pasen

Filed under: Geen categorie — basalk @ 23:01

Voorwoord voor het kerkblad van de Protestantse gemeente Alkmaar,  Samen Verder van 14 februari

Daar liggen de 40 dagen. Als je begint te tellen bij Aswoensdag en je telt de zondagen niet mee kom je na 40 dagen terecht bij Pasen. Vroeger noemden we deze periode in de Protestantse kerk de lijdenstijd. We gingen ons concentreren op het lijden van Jezus van Nazareth. In de kerk is dat te zien aan de kleur rond de avondmaalstafel, die is deze weken paars, de kleur van rouw en inkeer. Maar tegenwoordig spreken we over de 40 dagentijd. Dat heeft verschillende achtergronden. De eerste is een toenemende belangstelling voor gebruiken in de Rooms Katholieke kerk. Daar is het de gewoonte om in die 40 dagen te vasten. Geen drank, geen snoep, geen overmatige maaltijden, geen luxe bij thee en koffie. Ook protestanten zijn gaan vasten. Velen zijn daarbij tot de ontdekking gekomen dat Protestanten vanzelf al geneigd zijn wat soberder te leven. Die houding heeft ons per slot van rekening de welvaart en het kapitalisme opgeleverd. Maar er zijn altijd zaken waar je al dan niet tijdelijk afstand kan doen. Sommigen laten 40 dagen lang de auto staan, nemen de fiets en het openbaar vervoer. Anderen laten deelname aan de sociale media achterwege, 40 dagen lang geen Twitter of Facebook. Het vasten dat Protestanten kennen levert vaak een betere wereld op. Je concentreren op Fair Trade producten, biologisch eten, de auto laten staan, geen vlees eten zijn zaken waarmee gezinnen en individuen bij kunnen dragen aan een betere wereld. Voor een aantal mensen bevalt die verandering in hun dagelijkse gewoonten zo goed dat ze dat daarna ook blijven doen. Wie als Protestant spreek over 40 dagen vasten moet onwillekeurig denken aan de 40 dagen die Jezus van Nazareth in de woestijn doorbracht nadat hij gedoopt was door Johannes. Marcus vertelt ons dat hij direct na zijn doop door de geest naar de woestijn werd gevoerd. Johannes doopte in de Jordaan maar woonde ook zelf in de woestijn. In de Bijbel speelt de woestijn een heel bijzondere rol. Het is een plaats des doods want voedsel en drinken zijn niet zomaar te vinden. Honger en dorst zijn er niet ongewoon. Maar het volk Israël moest 40 jaar door de woestijn trekken voor aan te komen in het land dat overvloeide van melk en honing. Midden in die woestijn kregen ze de goddelijke richtlijnen waarmee ze een menselijke samenleving zouden kunnen inrichten. Jezus van Nazareth werd verleid om de worstelen met die richtlijnen. Uiteindelijk blijkt het niet om je eigen welzijn te gaan maar om de zorg voor de armsten. Brood uit stenen, engelen die je dragen, de baas worden over de wereld het zijn allemaal zaken die er niet toe doen. God eren door goed te doen voor anderen daar gaat het om. Zo moeten wij ook ons eigen vasten tijdens de 40 dagen tijd verstaan. We worden er zelf niet beter van. Dat vasten brengt ons ook niet dichter bij een probleemvrij leven. De tijd tussen carnaval en Pasen loopt uit op de kruisiging van Jezus. En die kruisiging was niet een feestje in een stad met gevoelige liedjes en een plastic kruis met ledverlichting dat rondgedragen werd door vrome burgers. Het was het tegendeel. Jezus moest zijn ruwhouten kruis zelf dragen en gewond door de martelingen die hij had moeten ondergaan moest daar zelfs hulp van een voorbijganger aan te pas komen. Dat vrome volk had gekozen voor een gewapende opstand door bar Abbas te kiezen en tegen het vormen van een gemeenschap rond het heb je naaste lief als jezelf. De kruisiging zelf was een uiterst wrede dood. Urenlang hingen de gekruisigden in de brandende zon terwijl hun bloed, hun kracht en het leven langzaam uit hen wegvloeiden. Maar zelfs onder deze onmenselijke toestanden bleef Jezus voor anderen zorgen. Voor hen die hem hadden laten kruisigen, voor zijn moeder, voor een medegekruisigde. Zo mogen ook wij ons vasten, onze 40 dagentijd in dienst stellen van de liefde voor de naaste. De woestijn geeft ook de kans om tekeningen te maken voor een andere samenleving, lijnen in het zand. Niets ligt vast maar er is veel uit te proberen. En op de zondagen die niet meetellen wordt het goede nieuws verkondigd. Uiteindelijk loopt ons verhaal uit op de overwinning op de dood, laten we dus tegen de dodende elementen uit onze samenleving opstaan.

 

Bas van der Bent

 

18 juni 2017

Trinitatus

Filed under: Geen categorie — basalk @ 13:20

Bijdrage aan de viering van de Basisgroep Alkmaar op 17 juni 2017

Het was Willem Jan die voorstelde het over Trinitatis te gaan hebben. De 3-eenheid van God. Ik zou daar zelf niet op gekomen zijn, het is een onderwerp dat veel mensen in verlegenheid brengt en eigenlijk is het misschien ook wel een onderwerp voor hogere theologen, daar hoor ik dus zeker niet bij, tenminste nog lang niet.

Maar het is een onderwerp waar je bij een studie theologie niet om heen kan. Toen ik pas bij de LOI studeerde kreeg ik eens een uitnodiging voor een openbaar college in Kampen van prof Gerrit Neven en de Amerikaanse theologe Laurel C. Schneider over haar boek Beyond Monotheïsme, een theologie van meervoudigheid. Een uitdagend onderwerp leek me en eens kennis maken met een college was ook niet weg. Laurel C. Schneider hoort bij de Amerikaanse feministische theologie.

Ook zij kon niet om het dogma van de drie-eenheid heen. De formuleringen over die leerstellingen zijn pas eeuwen na het ontstaan van het Christendom vastgelegd. Als iemand het heeft over de concilies van Nicea en Calcedon dan verstopt iemand de klassieke opvatting over de drie-eenheid in zijn of haar betoog.

Voor die concilies lag het allemaal niet zo heel erg vast. De kerk wilde het Israël nazeggen dat JHWH God is, zoveel God dat we naam niet uitspreken maar het hebben over Heer. Maar zo heeft de kerk ook willen spreken over de Messias Jezus en de Geest die van God en Jezus uit ging spreken we ook aan als God. Maar drie goden hebben we niet, wat hebben we wel? De Amsterdamse theoloog Rochus Zuurmond verwijst naar de Bijbel. Daar wordt op verschillende manieren over God gesproken, over deze drie manieren en nog een paar meer. De drie eenheid is dus geen eigenschap van God maar een manier waarop wij over God kunnen praten.

Laurel C. Schneider wilde op zoek naar een manier van beleven van die God die rechtdoet aan die meervoudige verscheidenheid die we in de Bijbel tegenkomen. En zoals het geleerde theologen betaamt ging ze eerst te rade bij de zogenaamde kerkvaders. Geleerden die in de eerste eeuw de eerste wetenschappelijke verhandelingen schreven over het Christelijk geloof. Ze kwam terecht bij Tertulianus, een bisschop uit Noord-Afrika. Vanuit zijn cultuur beschreef hij de drie-eenheid aldus. Neem eens een plant, zei hij, je hebt dan wortels die de naam van die plant dragen, je hebt de stengel en de bladeren die de naam van de plant dragen en je hebt de bloemen die de naam van de plant dragen. Maar het is en blijft één en dezelfde plant waar je over spreekt. Er is misschien op deze uitleg wel wat af te dingen, want wie is de wortel en wie de bloem kun je vragen, maar toen ik het in een preek in Julianadorp eens gebruikte was men enthousiast, tulpenbollen, tulpenloof en tulpenbloemen zijn apart te behandelen onderdelen van één plant, de tulp.

Een mooie uitleg dus. Maar Laurel C. Schneider ging verder. In het Oude Testament laat God zich op hele verschillende manieren, soms zelfs tegengestelde manieren zien en horen. Op de berg Sinaï verscheen hij aan het volk in donder en rook, maar aan de profeet Elia in het suizen van de wind. Het boek Prediker spreekt God aan als de Wijsheid, maar die Wijsheid is een vrouw en zo spreekt de Bijbel over haar. Zij komt uiteindelijk tot de conclusie dat God aan mensen verschijnt op de manier die mensen nodig hebben. Aan vrouwen anders dan aan mannen, aan slaven anders dan aan vrijen, aan onderdrukten anders dan aan onderdrukkers. Soms is God met je, soms tegen je. Ook het nieuwe Testament kunnen we die manier van optreden zien bij Jezus.

Mijn conclusie is dat als je God op die manier beleeft je nooit kunt zeggen dan jouw God beter is dan de mijne, of mijn God is beter dan de jouwe. Fundamentalisme, het opleggen van jouw beleven van God aan een ander, eventueel met geweld, is onmogelijk. Want hoe God ook wil verschijnen één eigenschap blijft, God is Liefde, op de eerste plaats voor de minsten op aarde.

13 oktober 2015

Marginaal of magistraal

Filed under: Geen categorie — basalk @ 10:10

In de Protestantse Kerk Nederland woedt een discussie over de toekomst van de kerk. Steeds minder mensen gaan elke zondag naar de kerk. Alleen op hoogtijdagen als de Kerstnacht wil een kerk nog wel eens vol zitten. Ook meebetalen aan de plaatselijke kerk is geen vanzelfsprekende zaak meer. Als je niks van de kerk krijgt hoef je er ook niks aan te betalen hoor je nog wel eens. De antwoorden die tot nu toe gegeven worden van de kerk uit wekken echter grote verbazing. Op tal van plaatsen worden kerken gesloten zodat steeds minder mensen een schuilplaats voor de dagelijkse rampspoed in de buurt hebben, de mensen die nog gingen houden na sluiting van hun kerkgebouw op met betalen aan die kerk.

De Protestantse Kerk Nederland is ruim tien jaar geleden ontstaan uit het samengaan van drie Kerkgenootschappen. De Nederlands Hervormde Kerk was de oudste. Daar waren herkenbare vleugels die niet zo veel met elkaar te maken hadden en eigenlijk alleen maar bij elkaar zaten omdat ze vonden dat één kerk beter was dan veel kerken. Omdat bij het samengaan toch enige aanpassing nodig was ging een deel van een van de vleugels door als Hersteld Hervormde Kerk, de illusie van de ene kerk in stand houdend. De Gereformeerde Kerk Nederland was in de negentiende eeuw ontstaan. Vleugels in een kerk waarbij de opvattingen van die vleugels elkaar uitsloten waren niet te harden volgens de stichters van de Kerk. De ware Kerk had één belijden. Welk belijden dat zou moeten zijn leidde in de twintigste eeuw tot nieuwe discussies, in 1944 tot een splitsing die de Vrijgemaakt Gereformeerde Kerk tot gevolg had en bij de fusie tot de PKN een afsplitsing van enkele gemeenten die resulteerde in de Voortgezette Gereformeerde Kerk. Ook de Lutherse Kerk sloot zich bij de PKN aan. Ook deze kerk kent een geschiedenis met conflicten die uiteindelijk toch konden worden opgelost en leidden tot een klein kerkgenootschap waar het belijden en vooral ook de liturgie van de Lutherse kerkhervorming bewaard is gebleven.

Wie geen kennis heeft van het verleden zal de geschiedenis over moeten doen. De fusie tot de PKN heeft voor veel gemeenten veel betekend maar voor nog meer gemeenten geen enkele verandering gebracht. De kerk is georganiseerd in regionale afdelingen, de classis, maar wie kennis neemt van de samenstelling van de classis moet eerst de kerkgeschiedenis bestuderen om te snappen wat men daar tegenkomt. Er zijn Nederlands Hervormde Gemeenten, er zijn Gereformeerde Kerken, er zijn Lutherse Kerken, er zijn PKN kerken voortgekomen uit fusies tussen Nederlands Hervormde en Gereformeerde Kerken en er zijn PKN kerken waar ook de Lutherse kerken in zijn opgegaan. Elk van die heel verschillende kerken vindt dat de keuze die zij gemaakt hebben de beste is. Van samenwerking is dan ook nauwelijks sprake. Men kiest afgevaardigden naar het landelijk bestuur van de kerk, de synode, maar wie nu wie of wat vertegenwoordigt is over het algemeen een raadsel. Over het algemeen worden de vergadertijgers gekozen, zij houden de vergaderingen vol en zijn in staat onleesbare rapporten door te worstelen en in fraai Nederlands er op te reageren. Dominees, met universitaire studie voeren hierbij de boventoon. Van die tot op het bot verdeelde kerk merkt men over het algemeen niks. Alleen als er ergens in een gemeente conflicten uitbreken over het persoonlijk gedrag van een dominee of het verschil in geloof en belijden tussen de dominee en de gemeente, of naburige gemeenten, te groot wordt lees je wel eens over de trieste conflicten waar dat mee gepaard gaat. Over mislukte fusies tussen Nederlands Hervormde gemeenten en Gereformeerde Kerken hoor je nooit, maar ze zijn er wel en hebben veel pijn veroorzaakt bij betrokken gemeenteleden.

Waarom zou je je over zo’n verdeelde kerk nog druk maken? Er zijn geen twee kerkgemeenschappen van de PKN gelijk. Je hoort eigenlijk nooit wat over hetgeen daar gebeurd. De PKN zend geen kerkdiensten uit op de Televisie en op de radio voeren tegenwoordig op zondagmorgen een aantal dominees een hoorspel op. Toch zijn er in elk dorp en in elke stad warme betrokken kerkgemeenschappen waar je bij zou willen horen maar die veel te weinig mensen kennen. Daar zorgt men voor elkaar, deelt men vreugde en verdriet met elkaar, steunt men elkaar in moeilijke tijden. Je hoeft er niet elke zondag naar toe want ze kennen ook nog wel andere activiteiten. Je kunt er vaak muziek maken, er zijn lezingen over de meest uiteindelopende onderwerpen, je kunt er deelnemen aan gespreksgroepen over boeken die je leest, over maatschappelijk onderwerpen, over geloofszaken. Er wordt je in die gemeenschappen geen mening of geloof opgedrongen, je mag de zaken met je verstand benaderen of met je gevoel, of allebei, die gemeenschappen gaat het om de mensen zelf. Veel van die gemeenschappen proberen ook een bijdrage te leveren aan een betere samenleving. De leden van die gemeenschappen doen vrijwilligerswerk in verpleeghuizen of verzorgingshuizen, ze bezoeken gevangenen, helpen in de voedselbanken, staan in de Fair Trade winkels, vangen daklozen op, schenken koffie voor bejaarden, helpen in de asielzoekerscentra en vragen aandacht bij de overheid voor mensen die in de knel komen in de samenleving. Ze zijn  vaak het kloppend warme hart van hun plaatselijke samenleving. Ze zijn beschikbaar als startpunt voor een stille tocht, als bezinningsplek bij een ramp in hun dorp en stad en vraagbaak op religieus gebied.

Welke oplossingen worden nu aangedragen voor de terugloop van het kerkbezoek en de financiële ondersteuning van kerken? Worden de betrokken vrijwilligers in de kerken serieus genomen? Wordt de diversiteit in de kerken omgebogen naar respect en samenwerking? Het lijkt er niet op. De onsamenhangende classis moet vervangen worden door Bisschoppen, kerkelijke opzichters gekleed in de uniformen van hoge Oost-Romeinse ambtenaren uit de vroege middeleeuwen. Er komt dan meer pit in de kerk. Verborgen blijft dat die pit gaat bestaan uit conflicten. Elke bisschop zal immers behoren tot een van de vele richtingen in de kerk. En er zijn inmiddels veel meer kleuren op de PKN kaart dan er ooit vleugels in de Nederlands Hervormde Kerk waren. De conflicten worden nu nog verborgen. Dat de huidige voorzitter van de Synode van de PKN, een dominee zoals voorgeschreven, niet mag voorgaan in kerkdiensten van een groot deel van die Kerk blijft onbesproken. Hoe dat moet met vrouwelijke bisschoppen, met homosexuele bisschoppen, met allochtone bisschoppen zijn vragen die tot meer discussies zullen leiden dan er ooit gevoerd zijn over de onsamenhangende classisvergaderingen.

De starheid die zich in een groot deel van de kerk voordoet zal blijven bestaan. In de Gereformeerde Kerk mochten ouderlingen en diakenen maar vier jaar dienst doen, dan moesten ze tenminste een jaar afscheid nemen van het kerkelijk bestuur. In de Nederlands Hervormde Kerk ben je ouderling of diaken voor het leven, onlangs nam een gemeente afscheid van een diaken die 65 jaar dienst had gedaan. In dergelijke gemeenten kijk je wel uit nieuw in een kerkenraad te komen en is de betrokkenheid van de gemeente ver te zoeken. Daar zitten op zondag de kerken nog vol, maar voelt men aan dat ook daar de kerk zal uitsterven. Dat openheid, saamhorigheid, en zichtbaarheid van kerkengemeenschappen opnieuw een aantrekkingskracht voor kerken zullen opleveren blijft in de voorstellen tot verbetering buiten beschouwing.

De classes in de PKN zouden elkaar moeten bevragen over de betekenis van de plaatselijke kerken voor de plaatselijke samenleving. De vraag waarom in de ene gemeente een fusie een succes is en in de andere gemeente totaal niet heeft plaatsgevonden zal uitgebreid gesteld moeten worden. De actieve leden van de kerk zullen betrokken moeten worden bij de ontwikkelingen in de kerk. Misschien moet de voorzitter van de synode eens een rondgang beginnen waarbij ze door heel het land en de hele breedte van de kerk op zondagmorgen voor gaat in kerkdiensten en op zondagmiddag beschikbaar is voor gesprekken over de toekomst van de kerk.

Er klinken ook stemmen die zeggen dat het Woord van God ook wel zonder kerk kan. Misschien is dat ook wel waar. Maar er is een verhaal in de Bijbel over juist die warme gemeenschappen waar het onderscheid tussen man en vrouw, tussen rijken en armen, tussen slaven en vrijen, tussen gelovigen en ongelovigen was verdwenen. Gemeenschappen waar de liefde tastbaar werd, gevoed door Jezus van Nazareth die ooit mensen had gevraagd samen met die Liefde te beginnen. Dat verhaal is het meer dan waard om te vechten voor die plaatselijke gemeenschappen die schitteren als een stad op een berg. Hopelijk vind de leiding van de kerk, vinden ook de jonge dominees, weer een verbinding met die gemeenschap van geloofsgemeenschappen.

9 juni 2015

Narratieve analyse van het levensverhaal van Calvijn

Filed under: Geen categorie — basalk @ 15:48

De narratieve analyse van de inleiding op het psalmencommentaar van Calvijn aan de hand van de “De hand van God en andere verhalen” van Ruard Ganzevoort. Dit paper werd gemaakt als onderdeel van de studie Theologie aan de joint Bachelor opleiding aan de PThU/VU in het eerste jaar

Narratieve analyse van de inleiding op het psalmencommentaar van Calvijn.

Volgens Ruard Ganzevoort is de grens waarnaar de mens terug kan gaan in de beschrijving van zijn geschiedenis de geboorte. Toch wil een mens graag weten waar hij vandaan komt wat zijn oorsprong is. Als de afkomst van ouders, grootouders en overgrootouders daarvoor niet voldoende is kan ook een historische figuur die plaats innemen.[1] In de psychosynthese is dit zelfs een methode van behandeling geworden. In zijn inleiding tot het commentaar op de Psalmen vertelt Johannes Calvijn zijn eigen levensgeschiedenis. Hij spiegelt zich daarbij aan David met wie hij volgens eigen zeggen verwant is door de gebeurtenissen in beider leven. Overigens moet hier terzijde worden opgemerkt dat Calvijn de overeenkomst versterkt door het volk Israël waar David over klaagt gelijk te stellen aan de Kerk, hij bedoelt hier nog de Kerk van Rome, waar hij in de loop van zijn leven afstand van zou nemen maar die hij oorspronkelijk beoogde te hervormen.

Ganzevoort beschrijft dat er nooit sprake is van een eenduidig lineair levensverhaal is maar dat het verhaal versplinterd is over verschillende gebeurtenissen die naast elkaar hun betekenis naar de toekomst houden. Calvijn vertelt dat dit al vanaf het begin van zijn leven het geval is. Aanvankelijk was hij voorbestemd om theologie te gaan studeren en theoloog te worden maar toen zijn vader ontdekte dat juristen veel meer konden verdienen moest hij rechten gaan studeren. Calvijn onderstreept echter dat de theologie hem nooit heeft losgelaten. Een meerstemmig zelf noemt Ganzevoort dit in navolging van Henning Luther. Enerzijds is de juridische scholing van Calvijn onmiskenbaar in zijn werk, hij neemt er hier ook zeker geen afstand van, anderzijds is hij op en top theoloog op zoek naar de Waarheid in de Schrift.

Calvijn rechtvaardigt zich voor zijn veranderende opstelling tegenover studie en kerk met het noemen van een plotselinge bekering. Hij schrijft echter geen bekeringsverhaal, het hoe en wat is ook volgens zijn biografen onbekend gebleven.[2] Hij verdedigt zich door te stellen dat hij altijd achter de schermen heeft willen werken. Dat lukte niet en de opkomende vervolging van aanhangers van de “nieuwe leer”, Calvijn heeft het over brandstapels, noopte hem tot vluchten. Ganzevoort heeft het over Complementariteit waarbij iemand tegelijk contrasterend kan zijn. De anonimiteit die Calvijn in Bazel begeert mondt uit in een openlijke veroordeling van de vervolging en zelfs het schrijven van zijn institutie, die hij opdraagt aan koning Frans I met het verzoek de in de institutie beschreven leer in te voeren in de kerken in Frankrijk. Ook hiervoor rechtvaardigt hij zich door op te merken dat hij anders aangezien had kunnen worden voor een aanhanger van de paapse stoutigheden. Tegelijk doet hij het voorkomen of zijn Institutie anoniem werd uitgegeven en dat zijn auteurschap pas bekend werd toen Fasel hem tegenhield in Genève. Calvijn heeft overigens verschillende versies van de Institutie gepubliceerd, voor een analyse en overzicht moge ik verwijzen naar het werk van Frans Breukelman.[3]

Dat Calvijn ondanks zijn voornemen naar Straatsburg door te reizen in Genève is gebleven rechtvaardigt hij met de religieuze druk die er door Farel en de zijnen op hem werd uitgeoefend. Hoe belangrijk men hem echter ook vond, hij bleef in eigen ogen de kamergeleerde die hij altijd had willen zijn. In heel het verhaal klinkt dus een religieuze onderlaag door, die zijn oorsprong vindt in de persoonlijke religieuze ervaring van Calvijn.

Genève was bevrijdt van de papen maar de conflicten over religie waren nog lang niet voorbij. Er waren mensen die de paapse gebruiken weer in ere wilden herstellen en er waren anabaptisten die zelf het Koninkrijk van God op deze aarde willen stichten. Beide vleugels in het religieuze leven van de stad werden door Calvijn en de zijnen afgewezen. Het leidde tot een kortstondige verbanning van Calvijn uit de stad. Een verbanning waar hij blij mee was bevrijdt als hij was van allerlei verplichtingen. Dat duurde niet lang. Hij moest voortdurend voor allerlei vergaderingen en gremia verschijnen om uit te leggen wat hij beoogde.

De conflicten in Genève en het optreden voor de vergaderingen en gremia worden door Calvijn beschreven als het lijden waartoe omwille van zijn geloof veroordeeld was. Zelfs zijn ambt als predikant te Genève dat hij aanvaarde toen de onlusten bezworen waren zet hij in het licht van een ongewild lijden waartoe God hem geroepen zou hebben. Volgens Ganzevoort voert het lijden dat men als lijden ervaart altijd tot de vraag waarom dit lijden plaatsvindt en als het lijden in het teken van het Christelijk geloof plaatsvindt roept het de vraag op naar het waarom van het lijden van Jezus van Nazareth. Ook Calvijn stelt zich de vraag naar het waarom van het lijden. In zijn latere verblijf in Genève moet hij letterlijk vechten, moet hij processen doorstaan en ondervindt hij voortdurend tegenwerking. Hij beschrijft zijn lijden als een louteringsproces. Hij werd als Job beproeft omwille van zijn geloof, zou hij het volhouden of terugkeren naar het paapse bijgeloof. Vijf jaar lang doorstaat hij de beproeving en uiteindelijk herkent hij zich in de klacht van David dat zelfs zijn vrienden hem hebben verschopt. Calvijn vindt steun in deze klachten die hij terugvindt in de psalmen die hij zal gaan becommentariëren.

Calvijn richt zijn verhaal tot de lezer van zijn psalmcommentaar. Of die lezer dezelfde steun zal moeten vinden in de psalmen als Calvijn kennelijk heeft gehad wordt niet duidelijk. Maar in zijn persoonlijke verhaal wordt zijn opvatting duidelijk dat God de mens beproefd maar tegelijkertijd de lezer van de Schriften steunt en bemoedigt. Calvijn vond die steun in de parallellen die hij tussen de klachten van David en zijn eigen verzuchtingen vond. En natuurlijk heeft Calvijn zijn commentaar op de Psalmen niet geschreven om er beroemd mee te worden maar om de kerk er mee te stichten, beter van te laten worden. Zelfs in het slot van zijn verhaal over zijn leven rechtvaardigt hij zich voor zijn handelen. Daarmee tot slot volgt hij ook Ganzevoort die stelt dat een levensverhaal of biografie ook vaak gebruikt wordt om zich achteraf te rechtvaardigen tegenover de lezer.

[1] Ganzevoort Ruard, De hand van God en andere verhalen blz. 85, Zoetermeer 2006, uitgeverij Meinema

[2] Schippers, Drs. R., Calvijn, Kampen 1959, Kok N.V.

[3] Breukelman, Frans, Bijbelse theologie IV/1, de structuur van de heilige leer in de theologie van Calvijn, Kampen, 2003, Kok N.V.

14 mei 2015

Jubileum Hemelvaartsdag 2015

Filed under: Geen categorie — basalk @ 12:27

Hemelvaartsdag 2015, het is vandaag voor mij een bijzondere dag, het is een jubileum. In 2004 kreeg ik het zo aan mijn hart dat verder werken niet meer mogelijk was. Ik werd dat jaar twee keer in het ziekenhuis opgenomen, kreeg een electrische hulpmotor en probeerde met hulp van een Arbo arts weer mijn werk op te pakken. Het bleek dat het niet meer mogelijk was. Ik heb chronisch hartfalen en moet absoluut rustig aan doen en mij nergens druk over maken. Zo zat ik begin 2005 dus in een lege flat. Mijn inmiddels overleden echtgenote werkte de hele week en regelmatig de weekeinden ook en ik was niet meer in staat om er echt op uit te gaan. De boeken die ik had had ik gelezen en steeds meer ging het niets doen mij benauwen. De computer bracht enige verlichting. Ik had wat contacten met anderen en bleef op de hoogte van het nieuws. Overal werd gesproken over “bloggers” mensen die hun leven onder woorden brachten en net als columnisten in kranten hun ervaringen en gedachten opschreven en deelden met een schare lezers. Ik heb mijn hele arbeidzame leven brieven, nieuwsberichten, rapporten en verhalen geschreven. De vraag kwam dus op of ook ik een blog zou kunnen bijhouden. Maar waarover dan? Een vierkamerflat op drie hoog levert niet veel stof om over te schrijven. Om nu recencent te  worden van de dag televisie leek me ook niks. Ik wilde wel eens wat anders dan tv kijken en radio luisteren. Toen viel mijn oog op het enige boek dat ik nog niet helemaal gelezen had. De nieuwe Bijbelvertaling uit 2004. Met Sinterklaas had mijn jongste dochter aan de Sint gevraagd mij die vertaling te schenken zodat ik wat nieuwe uitdrukkingen kon leren. Toen ik nog jong was hadden we in mijn ouderlijk huis een scheurkalender. Elke dag werd er uit de Bijbel gelezen en van de achterkant van de scheurkalender een overweging gelezen. Zou ik dergelijke overwegingen, gemengd met de relatie die de Bijbelgedeelten met de actualiteit hadden, ook kunnen schrijven. Bij het Nederlands Bijbelgenootschap vond ik een leesrooster voor elke dag waarin de passages rond de lezingen van het Oekumenisch Leesrooster van de zondag stonden. Ik besloot om een jaar lang te proberen elke dag een stukje te schrijven. Zo begon ik op Hemelvaartsdag 2005 met een eerste publikatie op het internet van mijn dagelijkse Bijbelcolumn. Dat jaar is nog steeds niet voorbij. Het avontuur met de Bijbel zet zich nog steeds voort, nu al tien jaar lang. Het was de basis voor de studie theologie die ik volg, het is de inspiratie voor de kerkdiensten waar ik voor ga. Hoe lang ik het nog vol houd weet ik niet, ik wordt ook niet jonger. Maar een eind aan het avontuur met de Bijbel zie ik nog niet. Elke dag de Bijbel lezen in de Nieuwe Bijbelvertaling blijkt een spannend avontuur te zijn waarmee steeds nieuwe vergezichten te ontdekken zijn. Dankbaar ben ik de Heilige dat die deze mogelijkheid op mijn weg heeft gebracht. De dagelijkse column is te vinden op http://www.basalk.punt.nl, daar kun je je ook aboneren zodat elke dag de column in de mailbox verschijnt. Wie er abonnee zijn weet ik niet, wel dat er een aantal trouwe abonnees zijn.

19 oktober 2013

SACRAAL OF VIRTUEEL, MijnKerk.nl presenteert zich.

Filed under: Geen categorie — basalk @ 09:50

De Protestantse Kerk Nederland heeft haar pioniersplek “MijnKerk.nl” gepresenteerd. Een afdeling van de PKN die zich geheel op het internet bevindt. Iets heel nieuws want tot nu toe kennen we het verschijnsel “kerk” alleen als gebouw of als verzameling mensen die met enige regelmaat bijeen komen. Afgevaardigden van de verzamelingen mensen komen ook bijeen op regionaal, landelijk en soms op internationaal niveau en ook praten we over de “kerk” die aan het werk is. Een Website “kerk” noemen is dan even wennen. Maar je kunt er doen wat in veel kerken kan, vragen stellen, een kaarsje voor iemand opsteken, toegesproken worden, vragen om voor iets of iemand te bidden en zo. www.mijnkerk.nl is het adres.

Bij de start kreeg de dominee van MijnKerk een stola omgehangen. En daar is onder dominees van de PKN nogal wat ophef ontstaan, er werd geroepen dat er een tekort was aan sacraliteit en zelfs riep iemand dat het blasfemie, godslastering, zou zijn. De Protestantse Kerk Nederland is een aantal jaren geleden ontstaan uit een fusie van drie Kerken in Nederland, de Hervormde, de Gereformeerde en de Luthersche. Van een echte eenheid is geen sprake want binnen die PKN zijn er allerlei stromingen en kunnen mensen gemakkelijk het soort gemeenschap uitkiezen waar ze zich het beste bij thuis voelen. In de ene gemeenschap zingt men psalmen in een oude berijming en zul je geen vrouwen zien voorgaan, in een andere zingt men moderne popsongs en zijn er meerdere voorgangers, mannen en vrouwen. Alles daar tussen in komt ook voor. De kleding van de voorgangers is heel verschillend. Vroeger werd er in, met name de Hervormde Kerk, nogal de nadruk op gelegd dat de voorgangers gestudeerd hadden aan een universiteit. Veel voorgangers droegen dan ook een zwarte toga met een witte bef, de kleding van een doctor aan de universiteit. Nog steeds is die vorm van kleding veel voorkomend. In de tweede helft van de vorige eeuw kwamen er kleuren terug in veel Protestantse Kerken, je kunt zien in welke tijd van het jaar je bent als je zo’n kerk  binnenstapt. Meestal is het groen maar in de aanloop naar Kerst en Pasen is het paars en met Kerst en Pasen is het Wit en met Pinksteren is het rood. Wit is de kleur van het nieuwe leven. Op de doeken die de kleuren aangeven zijn vaak mooie afbeeldingen aangebracht. Korenaren, broden, vissen, netten en soms Griekse letters. De letters Rho en Xhi hebben daarbij de overhand, je schrijft ze als P en X en de X wordt dan vaak over de staande poot van de P heen geschreven. Ze wijzen op Jezus van Nazareth die door de Kerk als verlosser van alle ellende wordt beleden. Die kleuren zijn niet onbelangrijk. Want in navolging van die doeken die de kleuren aangeven zijn dominees zogenaamde stola’s gaan dragen. Smalle lappen stof in de kleur van het jaargetijde, of de feestdagen. Soms zijn deze stola’s ook mooi versierd, ook met bekers, korenaren, broden, vissen, druiventrossen en noem maar op. De toga’s zijn ook vaak van kleur verschoten. Zwarte komen nog steeds veel voor, met een witte bef, of met een gekleurde stola, beiden kan zelfs ook. Maar ook witte toga’s zie je veel, of grijze, of marine blauwe, of bruine zelfs. Denk nu niet dat alle voorgangers zich apart kleden. Zelfs in de PKN niet. Geleerden uit de PKN geven ook wel eens af op die gekleurde lappen en gekleurde toga’s, priestertje spelen noemen ze dat. Al die overdaad aan gekleurde kleding vind je vanouds in de Rooms Katholieke Kerk en daar heeft men in de PKN wat tegen. Veel voorgangers dragen dan ook een gekleed pak als ze voorgaan. Vroeger kwam dat met name in de Gereformeerde Kerk voor en in een meer behoudend deel van de Hervormde Kerk en daar is niks aan veranderd.  Dat de voorganger van MijnKerk een witte stola kreeg is dus niet zo vreemd. Wit is de traditionele kleur van Nieuw Leven en wat er op internet gebeurd is bij uitstek een vorm van nieuw leven. Het heeft ook te maken met de doelgroep van MijnKerk. Die richt zich op mensen die de kerk eigenlijk ontgroeid zijn, daar weinig of niks meer mee hebben. De meeste van die mensen in ons land komen uit de Rooms Katholieke Kerk. Nu is het niet de bedoeling om leden te werven onder argeloze internetters maar wel om een plek te bieden waar mensen zich thuis voelen, waar mensen hun godsdienstige behoeften kwijt kunnen. Mensen met elkaar verbinden, duidelijk maken dat liefde ons leven dient te beheersen zijn doelen van de Protestantse Kerken. Na de Tweede Wereldoorlog leerden we van de Duitse Theoloog Dietrich Bonhoeffer dat we ons ver moeten houden van religie. Een Christelijke Kerk gaat niet om de versiering van een God, zeker niet door het versieren van mensen, maar om zorg voor mensen. In de kerk is daarom niets heilig, het Heilige gebeurt, gebeurt tussen mensen. De Stola van de Internetdominee laat daarom zien dat er voor iedereen een nieuw leven van liefde kan beginnen, desnoods op het internet. Dat het gaat om gemeenschap laten de twee symbolen op zijn stola zien, niet om in je eentje te zitten gamen, niet om sexfilmpjes te zitten bekijken, maar om echt virtueel contact te leggen met anderen.. Hier geen korenaren of druiventrossen maar het vogeltje van Twitter en de F van Facebook. Daar kunnen mensen elkaar ook echt virtueel ontmoeten. MijnKerk heeft overigens ook een Facebook pagina die je kunt liken, dan ben je direct verbonden met MijnKerk, de PKN op Internet in alle verscheidenheid die de PKN zo kenmerkt. En kom je dat gemopper over die stola ergens tegen dan moet je maar bedenken dat alleen mensen die van elkaar houden over kleinigheden kunnen mopperen.

31 mei 2013

Zit er muziek in het Liedboek?

Filed under: Geen categorie — basalk @ 14:34
Tags:

 Op 25 mei 2013 is het Nieuwe Liedboek voor de Nederlandse Kerken verschenen. Vertegenwoordigers van 8 Nederlandse en Vlaamse kerkgenootschappen hebben zich ruim vijf jaar lang gebogen over de samenstelling van wat men officieel noemt het “Liedboek, zingen en bidden in huis en kerk.” Met die “kerk” wordt dan met name de Protestantse Kerk in al haar geledingen bedoeld. Een groot deel van de kerken voortkomend uit de Reformatie heeft zich rond dit Liedboek verenigd. En al voordat het Liedboek verscheen heeft de synode van de Protestantse Kerk Nederland besloten het Liedboek vrij te geven voor beproeving in de kerken voor een periode van vijf jaar.

 

Protestants Nederland heeft op het Liedboek zitten wachten. Al een jaar voor het Liedboek verscheen was aan kerkenraden, koren en orkesten een proefbundeltje verstrekt met 40 mogelijk op te nemen liederen. Dat had al tot gevolg dat er overal in het land informatieavonden werden georganiseerd over het te verwachten Liedboek. Avonden waar de verwachtingen over het te verschijnen Liedboek hoog gespannen werden. Het zou een Liedboek worden waar de vele stromingen in de Protestantse kerken elkaar zouden ontmoeten. En ja, de eerste reacties zijn er en over het algemeen wordt er opgemerkt dat er heel verschillende liederen in het Liedboek zijn opgenomen.

 

Maar het feit dat het Liedboek op proef is betekent ook dat het uitlokt tot discussie. En discussie is nodig. Het Liedboek moet stromingen binnen kerkelijk Nederland verenigen die elkaar tot nu toe gemeden en uitgesloten hebben. Zonder scheuringen zijn allerlei stromingen in de Protestantse kerken een eigen weg gegaan en geheel van elkaar vervreemd. Als er opnieuw verbindingen moeten ontstaan dan zal er niet alleen samen gezongen moeten worden maar dan moet er vooral ook samen gesproken worden over de inhoud van ieders geloof en hoe dat verwoord wordt in psalmen en gezangen die thuis en in de kerk het geloof vertolken.

 

Die discussie is natuurlijk ook nodig omdat ook dit Liedboek tijdelijk zal zijn. Het vorige heeft het 40 jaar uitgehouden, een Bijbelse Tijd en de tijd van gebruik was vol. Dat blijkt ook uit de belangstelling voor het Liedboek. De beperkte eerste oplaag was snel uitverkocht, binnen een week wordt gewerkt aan de derde druk. Zonder het internet zouden grote delen van het land inmiddels verstoken zijn van het Liedboek. Ook na het verschijnen van het vorige Liedboek in 1973 brak er een discussie uit over de inhoud. Hoe had men de keus kunnen maken die was gemaakt? Er verscheen kort nadien een Compendium op de Gezangen uit het Liedboek voor de Kerken waarin een toelichting wordt gegeven op de gezangen en waaruit een beeld rijst van hoe de keuzes zijn gemaakt.

 

Achterin het oude Liedboek stond ook een beschrijving van de dichters en componisten van wie liederen zijn opgenomen. In het nieuwe Liedboek ontbreekt een dergelijk overzicht. Dat is jammer want vooroordelen over de herkomst van Liederen kan gemakkelijk ontstaan. Zo staan er Engelstalige negro spirituals in die voor velen nieuw zullen zijn maar die in kerkelijke kring in de jaren 50 van de vorige eeuw populair zijn gemaakt door groepen als het Golden Gate Quartet. Ook popmuziek heeft het Liedboek bereikt. Bekende voorbeelden zijn natuurlijk de hit “Dank U voor deze nieuwe morgen” van de groep de Shepherds uit IJmuiden en “Morning has broken” van de later tot de Islam bekeerde Cat Stevens. Is het opnemen van deze toch redelijk oude liederen erg? Welnee, in het Liedboek zijn liederen uit alle eeuwen opgenomen en dus ook uit de tweede helft van de 20ste eeuw. Een beetje raar is het als die liederen als voorbeelden van vernieuwing worden opgevoerd.

Echte vernieuwing zit in de vorm van de liederen. Er staan natuurlijk zogenaamde strofische liederen in die alleen uit coupletten bestaan. Boven de woorden van het eerste couplet een  regeltje met noten en het lied is snel in te studeren en te zingen in een gemeente. De meerderheid van de liederen zijn strofisch. Nieuw zijn de canon’s. Om die goed in een gemeente te zingen heb je al iemand nodig die de maat aangeeft en aanwijst wanneer de verschillende groepen moeten beginnen. Maar in het Liedboek staat het keurig aangegeven dus het is te gebruiken, en overigens aan te bevelen dat ook te doen.

 

Moeilijker wordt het met de liederen die in dialoog met voorzanger of koor gezongen worden. Er is een Kooruitgave van het Liedboek te koop waarin de diverse koorpartijen uitgeschreven staan. Voor gemeenten met een koor zeer aan te bevelen. Maar er zijn ook liederen die in dialoog met cantor of voorganger gezongen kunnen worden. En daar staat voor de tekst dan wel “voorzang” of “solo” maar daarbij staat dan heel vaak niet de muziek. Daar waar die wel staat zullen de liederen een verrijking zijn. Zeker voor kleine gemeenten die niet direct een koor op de been kunnen brengen maar wel een begenadigd zanger(es) in hun midden hebben, of een cantor/organist of een voorganger die goed kan zingen. Het is dus jammer dat die gemeenten een dure verder overbodige kooruitgave moeten aanschaffen om het  in dialoog zingen van met name de Psalmen mogelijk te maken.

 

Het grootste punt van discussie is natuurlijk de keus van de liederen. Wat moet je met liederen die je gewoon niet begrijpt? En er zijn liederen waar ook ik niks van begrijp en die ik dus zeker niet zal laten zingen. En waarom zijn je lievelingsliederen niet opgenomen? Het antwoord op die vraag is ook eenvoudig: omdat je niet in de keuzecommissie zat. De criteria waarop liederen zijn gekozen zijn niet bekend. Daarom blijven er alleen algemene vragen. Een van de criteria lijkt de inhoud te zijn van de door de keuzecommissies gehanteerde theologie. Op dat vlak is men redelijk aan de veilige kant gebleven lijkt het. Daarom zijn er kennelijk maar een zeer beperkt aantal liederen uit de bundel “Eva’s lied” gekozen, zo weinig dat er nu al geklaagd wordt over het geringe aandeel van vrouwen in het Liedboek. Maar daarom is ook voorbij gegaan aan de klacht over het Liedboek 1973 dat er nauwelijks liederen instaan over werklozen en mensen met een uitkering. In het nieuwe Liedboek staat wel een schitterend lied over Vluchtelingen maar de liederen die bijvoorbeeld in een bundel als “Geroepen om te zingen” van Jan van Opbergen staan zijn geheel buiten het Liedboek gebleven.

 

Van één lied lijkt al uitgelekt waarom het er niet in staat. Dat is het lied “De Heer heeft mij gezien en onverwacht” van Huub Oosterhuis en Bernard Huybers. Een lied dat bekend werd door het gebuik in de Studentenecclesia in Amsterdam in het begin van de jaren 60 van de vorige eeuw maar dat nog volop de wortels in de Rooms Katholieke traditie heeft. De beelden in het Lied gaan overduidelijk terug op de Middeleeuwse mystica Teresa van Avila, al geeft het Compendium op het Liedboek 1973 ook overtuigend de Bijbelse worteling van het lied aan. Het lied gaat over het in liefde verenigd zijn van de gelovige met de God van Israël. En bij “in Liefde verenigd zijn” denken we tegenwoordig aan heel specifieke situaties tussen twee geliefden. Het Compendium wijst er niet voor niets op dat het hele Hooglied hier meeklinkt. Maar het verenigd zijn tussen geliefden op religieuze basis is in de Kerk, vooral in de Rooms Katholieke Kerk, besmeurd en bezoedeld. Religieuzen, mannen en vrouwen, maakten misbruik van hun verheven positie en de afhankelijkheid van gelovigen. Kinderen werden er door voor hun leven beschadigd. De wijze waarop het lied is verwoord roept bij de slachtoffers herinneringen op die hen bespaard hadden moeten worden. Herinneringen aan gebeurtenissen waar de hele kerk zich diep voor moet schamen. Het op de plank leggen van dit lied is dan ook niet zozeer een feministische overwinning maar een teken van rouw die hopelijk bijdraagt aan iets van heling dat de slachtoffers verdienen. Als over 40 jaar de afhankelijkheidsposities in de Kerk zo veranderd zijn dat sexueel misbruik ondenkbaar is geworden en sexualiteit overal openlijk bespreekbaar kan het lied in een volgende bundel weer haar welverdiende plaats innemen.

 

Een eerste inhoudelijke discussie lijkt gestart te zijn rond de nummering van de liederen. Dat lijkt raar maar het heeft te maken met de herkomst van de liederen. In de tijd van de reformator Calvijn werd de kerkzang verplaatst van een in het Latijn zingend koor van mannen naar de gemeente zelf. Als basis voor die gemeentezang werden in de eerste plaats het boek  Psalmen uit de Bijbel gekozen. Alle 150 psalmen werden in Geneve in strofische vorm berijmd en van een melodie voorzien, soms een bestaande melodie, soms een nieuwe. Die verzameling melodieën zijn samen een monument gaan vormen, het Geneefs Psalter. In Nederland werden verschillende berijmingen gemaakt tot in 1773 een keuze gemaakt werd uit de meest populaire berijmingen en daarvan een liedboek werd gemaakt. Die verzameling wordt tot op de dag van vandaag in een groot aantal kerken gezongen. Na de Tweede Wereldoorlog werd opnieuw een berijming gemaakt door een aantal dichters op de melodieën uit Geneve. Deze verzameling heeft brede ingang in de kerken gevonden en is integraal opgenomen in het nieuwe Liedboek. Bij verschillende psalmen zijn overigens ook alternatieve liederen opgenomen die de betreffende psalm weergeven. Nu kun je op twee manieren tegen de berijmingen aankijken. Of ze geven de oorspronkelijk Hebreeuwse gedachtenwereld weer of ze zijn een weergave van de manier waarop de Christelijke kerk deze gedichten in de Hebreeuwse Bijbel leest. Bij de eerste manier staan de Psalmen, ook in hun berijmde Geneefse vorm, apart. Bij de tweede manier van kijken zijn het Christelijke liederen geïnspireerd door de Psalmen, zoals ook veel andere liederen door de Hebreeuwse en de Christelijke Bijbel zijn geïnspireerd. Achterliggend speelt dan ook de verbondenheid met Israël en de kijk op de staat Israël een rol net als de vraag of de Christelijke kerk misschien het volk Israël heeft vervangen of dat de Christelijke kerk een Heidense aanvulling op het volk Israël is. Theologisch geen onbelangrijke discussie daar de meningen over de manier van tegen de Bijbel en tegen het volk Israël aankijken nogal verschilt. Overigens zijn uit de oorspronkelijke verzameling liederen die in de Nederlandse kerk van de reformatie werden gezongen de prachtige liederen van Jan van Utenhove, die voor en na de maaltijd gebruikt konden worden, helaas verdwenen. Nu het Liedboek ook voor thuis bestemd is waren deze liederen wellicht weer te verwachten geweest.

 

Is het Liedboek nu onbruikbaar omdat er veel liederen ontbreken? Welnee, integendeel, wie ook kiest en hoe er ook gekozen wordt, nooit kunnen alle beschikbare en geschikte liederen worden opgenomen. Wie vindt dat liederen ten onrechte ontbreken moet  dat motiveren. In dat verband is het te hopen dat er een motivering zal verschijnen van het keuzeproces van de ISK. Ook van de Nieuwe Bijbelvertaling zijn verantwoordingen over het vertaalproces verschenen. Een dergelijke verantwoording zal ook voor de geloofsgesprekken waartoe het Liedboek uitdaagt van groot belang zijn. Natuurlijk is het te hopen dat enkele omissies, zoals het ontbreken van muzieknoten bij solo en voorzangpartijen, in volgende drukken worden hersteld. Ondertussen moet het Liedboek breed gebruikt gaan worden. Het moet niet lang duren voordat wanneer je op bezoek bent in een andere gemeente gewoon kunt meezingen met die gemeente en je kunt verbazen over de keuze die juist in die gemeente uit het Liedboek zijn gemaakt. Er zijn overigens een aantal gemeenten die gewoon hun eigen liedboek hebben gemaakt met een keuze uit de liederen die door de betreffende gemeente graag worden gezongen. Zulke liedbundels zouden niet over het hoofd moeten worden gezien bij de samenstelling van een nieuw Liedboek, zoals met de aanvullingsbundel van de Dominicusgemeente in Amsterdam kennelijk wel is gedaan. Over 40 jaar komt er dan ongetwijfeld een Liedboek dat beter is, meer bij de tijd, breder naar de groepen waar de Kerk open voor staat en meer geschikt om de Heer van de wereld lof te zingen, want daar gaat het toch om  Godlof!

 

11 april 2013

De goed en beter val

Filed under: Geen categorie — basalk @ 07:46

“Vertrouwen is goed, controle is beter” is een uitspraak die ooit aan Lenin werd toegeschreven maar ondertussen zoiets als een spreekwoord in het Nederlands taalgebruik is geworden. De laatste ontwikkeling die de uitspraak te weeg heeft gebracht is de spionage van winkelketens op hun personeel. Omdat de winkelbedienden het niet wisten ontstond er enige ophef. Achteraf hoor je dan dat het niet om wantrouwen gaat maar om optimalisering van de klantvriendelijkheid. Als we weten hoe een winkelbediende omgaat met een klant kunnen we dat wellicht verbeteren, zodat de klant meer koopt dan waarvoor de klant gekomen is. Het is te hopen dat nu ook de klanten boos worden om deze inbreuk op hun privacy. Bij telefonische dienstverlening hoor je overigens nog al eens de mededeling dat het gesprek wordt opgenomen voor trainingsdiensten.

 De technologische ontwikkeling maakt het dus kennelijk nodig nog eens goed na te denken over de vraag of controle echt altijd beter is dan vertrouwen. Op sociale media kan je gedrag worden vastgelegd en gevolgd zonder dat je dat wilt of er erg in hebt. Je telefoonverkeer wordt door anderen opgenomen en je moet maar afwachten wat ze er mee doen. Je gedrag in winkels wordt gefilmd en op je werk wordt het gebruik van je computer nauwkeurig vastgelegd en geanalyseerd. Er waren ooit bedrijven die zelfs het toiletgebruik en je consumptie in de kantine vastlegden en analyseerden. Ze wisten bijvoorbeeld eerder dan hun medewerksters wanneer die zwanger geworden waren.

 Toch weten we dat controle niet altijd echt verkeerd is. Controle kan ook het vertrouwen versterken. Als je gedrag met camera’s wordt vastgelegd hoef je nooit beschuldigd te worden van diefstal of ongeoorloofd verzuim. De camerabeelden bewijzen immers wat je deed en dat je er was. Het zou dan zelfs vertrouwen kunnen bevestigen. En in de huidige economische omstandigheden is openheid over de financiële ontwikkelingen in een bedrijf vaak nodig om het personeel er toe te krijgen wat creatiever met hun werk om te springen zodat de productiviteit stijgt en het risico op verlies van werk verminderd. Controle door werknemers verhoogt dan het vertouwen in de toekomst en de bedrijfsleiding.

 Vertrouwen is Goed maar controle Beter is dus niet waar. Vertrouwen is Goed en controle is ook Goed. Maar wanneer geef je nu de voorrang aan Controle boven vertrouwen en wanneer geef je de voorrang aan vertrouwen boven controle en wanneer is een zorgvuldig evenwicht tussen beide nodig? Antwoorden op die vragen zijn niet zo maar te geven. Veel hangt af van situatie en geschiedenis. Wie in zijn of haar huwelijk controle de voorrang wil geven boven vertrouwen zal snel merken dat of het nu terecht is of niet er iets ernstig mis is in de relatie alleen al omdat de vraag is opgekomen.

 Er is kort geleden een klein boekje verschenen dat het veld van controle en vertrouwen helder in beeld brengt. De “Veldgids voor Vertrouwen” van Frans de Jong en Angela Riddering, verschenen bij Eburon, geeft een overzicht van factoren waar je rekening mee zou kunnen houden. Wat is bijvoorbeeld de houding van controleur en gecontroleerde? Streep dat af langs de lijst met de zeven doodzonden, hoogmoed, hebzucht, lust, afgunst, onmatigheid, woede en luiheid. Het is maar een van de hoofdstukken uit deze Veldgids maar elk van de hoofdstukken geeft van die lijstjes die je naast je eigen situatie kunt houden. De Gids kan als een boek worden gelezen maar kan ook als naslagwerk dienen. Voor bestuurders, bedrijfsleiders, politici en leden van ondernemingsraden is het handig dat het boekje ook in de binnenzak past. Kijk maar eens op http://veldgidsvertrouwen.nl/

 Ja ook politici. De uitspraak van Lenin ging oorspronkelijk over controle op zij die bekleed waren met de uitvoerende macht. En volksvertegenwoordigers hebben een uitgesproken controlerende functie. Maar om tot een gezonde uitvoering te komen moeten uitvoerders zich laten controleren en moeten de controlerenden er op kunnen vertrouwen dat zij in staat worden gesteld om te controleren.

Dat samenspel wordt door heel de Veldgids heen beschreven. En vertrouw mij nu niet alleen., controleer het maar doormet het boekje aan het werk te gaan. Het is vrolijk geschreven en daarom een verademing bij allerlei welles nietes discussies over de vraag wat goed en wat beter is.

 

Volgende pagina »

Maak een gratis website of blog op WordPress.com.